Naar Vlieland

Vakantietocht naar Vlieland zomer 2005 – Hans Houkema

juli/augustus 2005 – Dit jaar was onze twintigste keer, dat we roeiend en zeilend met de zeepunter van Kampen naar Vlieland zijn gegaan. Een snoepreisje was het deze zomer, zowel heen als terug. (Dat is het niet altijd geweest.)

De heenreis begint op zaterdag 24 juli met prachtig windstil weer, dus roeien: van Kampen de IJssel af door een nieuwe geul van de IJsseldelta tot bij Schokkerhaven. Daar komt een heel kalm windje, dat ons, zacht dobberend, naar Urk brengt. De volgende dag rond acht uur zijn we al weer onderweg. Een stevige oostenwind stuwt ons naar Stavoren, draait naar zuid en met de bomen in de zeilen glijden we naar Cornwerderzand. Op maandag is de wind verkeerd maar rijdt de bus naar Harlingen. Omdat je bij Cornwerderzand met een punter tussen de afmeersteiger en de wal kunt liggen laten we de KP21 daar – in een web van lijnen – met een gerust hart achter.

Dinsdag rond negen uur door de sluis en met laag water en een oostenbries richting Vlieland. Wat is het toch luxe en nauwkeurig wadvaren geworden met GPS. Op de zeekaart doet een krul in een zandplaat een neerstroom van een paar kilometer lang vermoeden. En jawel, aan visstokken zien we dat die er ook wel degelijk is. Voorbij die krul steken we de brede geul over. We peilen daarna met de kleine punterstok veertig centimeter diepte dus de ondiep-water-truc: Reini aan het roer en ik op de rand bij de mast. Zo blijft de punter rechtop en komt de hak van het roer nauwelijks dieper dan het vlak. Al gauw voelen we dat het water weer wat dieper wordt en installeert Reini zich relaxed met de verrekijker in één van de twee luie stoelen die we ’s zomers, achter een elastiek aan stuurboord (bij de “stokkenboel”), meenemen. Ik drapeer de twee matrasjes op de stuurbank, draai de kompaskop op de goede graden, stel de schoten nog wat bij, leg de helmstok in het listig harkje en heerlijk bruist de zeepunter over het eindeloos lijkende water. ’t Weer is zo helder, dat we Harlingen én het Vuurboetsduin kunnen zien. (Dat is wel eens anders geweest. Jaren terug, doemde in heiïg weer Vlieland op en ontdekte ik mopperend dat ze verdorie bungalows langs de wadkant hadden gebouwd. Tot ik door de kijker zag dat het de tanks op de Vliehors waren! Gelukkig had ik te hoog aan gekoerst, zodat ik nog ruimschoots op tijd op de ankerplek was.)

We zijn dit jaar prachtig voor op het tij en blijken royaal voor de kritieke tijd (twee uur na hoogwater), na vijf uur varen, op onze ankerplek, vlak achter het tegen noord- en westenwinden beschuttend duin en bos, in de baai van Malgum te kunnen ankeren. Na een kwartiertje knutselen met “houtjes, boutjes en touwtjes” staat onze vakantietent weer op het schip! De mast en “stokkenboel” vormen het geraamte en het tweedelige dekzeil met 25 afspanpunten, zes vensters en stahoogte is over alles heen geritst. Na de koffie is het water om de boot weg en leg ik de drie ankers naar drie kanten; instampen, ankergewichten op de ankerlijnen en we liggen bestand tegen woeste weersomstandigheden. Die komen ’s nachts prompt: gigantisch onweer en hagel, maar het 24 jaar oude dekzeil van Wouda laat geen spat door en wij slapen heerlijk op het luchtbed in ons Frans eiken ledikant.