Onderhoud

Als je een botenhuis of een handig dekzeilsysteem hebt, is het beetje onderhoud een plezier om te doen. Als je echter de punter open en bloot wilt laten liggen kun je je voorbereiden op gigantisch veel onderhoud!

Meteen bij de bouw hebben we een aantal dekzeilen laten maken, maar daarover straks meer.

Het “kwastwerk”:

Eens in de vier of vijf jaar ontvet ik de binnenkant, schuur even licht en kwast ik er een laagje blanke copperant op.

De vlonders haal ik ’s winters uit de punter. (In de boot leg ik dan water- en damp doorlatende vloerbedekking voor “winterzeilcomfort”.)

In huis krijgen de vlonders alvast hun jaarlijkse laagje, zodat dat in het voorjaar goed is doorgehard. Voor de vlonders, de voordriehoek en de horizontale delen in de punter gebruik ik een blik copperant waardoor ik een dessertlepel puimsteenpoeder heb gemengd. Daardoor is het oppervlak niet glad.

Roer, zwaarden, spriet, bomen, mast, roeispanen en het boeisel kwast ik jaarlijks op een mooie dag in het voorjaar.

De slijtplekken bij roerkop en zwaarden lak ik niet, maar poets ik in met vaseline.

Beslist elk jaar laat ik iedere punter er even uittillen. De punter staat dan twee dagen op schragen bij de Buitenhaven om de bodem schoon te maken, te laten drogen en beschadigingen bij te werken (plus twee laagjes bottomcoat) Daarna “teer” ik de onderkant en de zijden met bottom coat tot het berghout.

De bodem aan de binnenkant sop ik (liefst in februari) in met carboleum met petroleum in verhouding één op één.

De “Punter EHBO”: een flesje wasbenzine, schuurpapier, een flesje met copperant, een flesje lijnolie, een blikje vaseline, een bolletje hennep, oude lappen en toiletpapier. Bij een droogtescheurtje o.i.d. duw ik – met het zakmes – door de vaseline getrokken draadjes hennep in de naad. Een beschadiging wrijf ik in met een vingertop copperant of lijnolie.

Dekzeilen!

Onze zomerdekkleden (april tot oktober) zijn van synthetische, enigszins wasemende licht beige stof.Markilux. De winterdekzeilen van donkerbruin Bysonil. ’s Zomers laat ik de zonnewarmte weerkaatsen en ’s winters vang ik haar juist op.

Na jaren puzzelen heb ik nu dekzeilen die in vijf minuten er op of er af zijn te doen.

Aan de binnenkant van het dekzeil heb ik, dicht bij de onderkant, ogen laten naaien voor windvaste bevestiging met rond elastiek aan de nylon haakjes net onder het berghout: vlak voor het zwaard, bij de achterkant van het zwaard en bij de pen van de fokkeschoot. Hierdoor zijn geen zware grindzakken nodig.

Het zomerdekzeil is zo licht als een veertje.

Met het zwaardere bysonil winterdekzeil gebruik ik een oproltruc: De voorkant zwaai ik tot bij de mastbank naar achteren en van achter af rol ik met een aantal ruime slagen het dekzeil op de liggende mast op tot aan de mastbank. Dan schuif ik het dekzeil over de mast en laat het onder in de boot terecht komen. Daar kan ik het mooi compact oprollen, zodat het goed onder het voordek past en gemakkelijker weer op de mast is te tillen.

Het dekzeil ligt in luttele minuten op de boot: eerst de mast omlaag  en op de stutten leggen dekzeil afrollen en klaar!

De “petten”.

Ventilatie is uiterst belangrijk. Onze punters houden we van binnen droog. Als er bijvoorbeeld met regen mee is gezeild, zijn de zeilen de volgende dag al weer gedroogd door de gedurige luchtstroming door de hele boot. Dat komt door de “petten”.

Doordat de mast op een steun en een schaar ligt, kon ik voor en achter een flinke ventilatieopening laten maken. Die wordt gevormd door in het dekzeil genaaide “petten”. Die petten maak ik zo: uit een bouwemmer snijd ik de bodem weg en de emmer snijd ik in tweeën. Die twee stukken tape ik op elkaar met het hengsel als extra versteviging. Net achter de “pet” zitten, aan de binnenkant van het dekzeil, twee aangenaaide bevestigingsogen. Bij de achterste pet zit daartussen een stevige elastieken lijn. Die lijn haak ik achter een koperen rondkopschroef, die ik net achter het midden van de roerkop heb geschroefd.

Bij de voorste pet zit aan de binnenkant van het dekzeil, net achter de halve bouwemmer, een lip met twee ogen. Tussen die twee ogen is een lijntje waar de zij-sluit-haak, die aan de stevenring zit, omheen gaat. Daardoor valt de pet over de steven.

 Voor trektochten hebben we nog twee tenten laten maken:

– Een in drie delen te ritsen kampeertent met twee ramen. Deze tent past over de op maststeun en schaar liggende mast.

– Een tent met stahoogte over een constructie gevormd door twee omgekeerde U-vormen van ieder drie planken, de mast, de roeispanen en de punterstok (zie “naar Vlieland“).