en dubbelreven bij de zeepunter KP 22
Hoe stabiel, degelijk en betrouwbaar zeepunters ook zijn, bij harde wind kan het nodig blijken om de fok en het grootzeil kleiner te maken. (reven) Dit ter bescherming van het zeil, de boot en uiteraard jezelf.
Door te reven is het zeil kleiner en lager boven de punter. Bij erg harde wind kan twee keer reven noodzakelijk zijn. Bij storm kan de fok er ook nog af. Zo blijft van de oorspronkelijke 16 m2 zeil nog maar 5 m2 over.
Fok eerste rif:
- De bronzen zijsluithaak (die aan de stevenring zit) inpikken in het eerste reefoog van de halshoek.
- De fokkeschoot in het eerste reefoog van de schoothoek.
- De fokkeschoot strak aantrekken en in de schootklem doen.
- De schoothoek een stukje naar binnen vouwen en daarna strak oprollen en met de eerste reefknuttels vast knopen met een platte knoop zonder slipsteek.
- Met één van de acht losse eindjes, die aan bakboord aan de voordek-verleng-lat hangen (voor de kinderslaapplaats), knoop je het ontstane “worstje” met een platte knoop vast, zodat dat niet lelijk los kan gaan wapperen.
- Op het voordek knoop je op dezelfde manier de halshoek vast.
- Daarna de tussenliggende reefknuttels. Let op: de eerste slag van de platte knoop heel losjes, zodat het iets kan schuiven; de tweede slag goed strak!
Grootzeil eerste rif:
- De jaaglijnsteek onder de strop samen met de strop 80 cm lager zetten.
- De halstalie in het eerste reefoog pikken.
- De grootschoot door het eerste reefoog trekken.
- Bij de schoothoek strak oprollen en met de eerste reefknuttels vast knopen met een platte knoop zonder slipsteek.
- Met een los eindje knoop je het ontstane “worstje” met een platte knoop vast.
- De volgende reefknuttels richting mast met platte knopen.
- Bij de halshoek ook weer het rolletje met een los eindje vastknopen.
- Alle lussen van de rijglijn blijven nu boven de strop. (Ongereefd blijft de onderste lus onder de strop.)
De stormoplossing om veilig thuis te komen; een tweede rif
Fok tweede rif:
- De zijsluithaak op de steven en de fokkeschoot in het tweede reefoog bevestigen.
- Op dezelfde manier als met het eerste rif, maar bij de hoeken nu niet een flapje naar binnen slaan, maar doorrollen.
- Bij de hoeken een tweede los eindje gebruiken om stevig vast te binden, want dit is het “stormrif”.
- Het tussenliggende zeil wel strak oprollen, maar de eerste slag van de platte knoop in de reefknuttels weer losjes en de tweede goed strak!
Grootzeil tweede rif: (reven met “doorgestoken spriet” )
- 65 cm vanaf de tophoek van de spriet zit een eind dun touw met mastworpslagen strak om de spriet heen.
- Neem een wat dikker lijntje van 60 cm, doe die door de sprietlus van het zeil.
- Knoop de sprietlus nu net boven het “mastworpslagenlijntje” tegen de spriet met drie “platteknoopslagen” (links over rechts, rechts over links, links over rechts”). Je hebt nu als het ware een extra sprietlus er aan geknoopt. Deze valt niet om het borstje van de spriet, maar de spriet schuift er door tot aan het “mastworpslagenlijntje”
- Bij de halshoek wordt het even lastig: als je gewoon verder rolt krinkelen de onderste rijglijnen in elkaar! Je kunt het enigszins als een harmonica vouwen.
- Ook hier weer een strak los eindje om “losstormen” te voorkomen.
- De grootschoot door het tweede reefoog trekken.
- Het nu ontstane “worstje” strak oprollen en weer met een los eindje vastzetten.
- De volgende reefknuttels richting mast vast maken met “platte knopen”.