Specificatie KP21

De Zuiderzeepunter KP21

Opdracht tot het bouwen van de meest perfecte motorvrije eiken zeepunter. Het betreft hier een ideële opdracht als waardering voor het vakmanschap van de punterbouwers van punterwerf Wildeboer.           

Bij de precisering van de bouwopdracht is uitgegaan van de zeepunter KP 22 en de 14 jaar intensieve zeil-, roei-, punter-, jaag- truil- en bivakkeerervaring die opdrachtgever daarmee heeft. De KP22 is in 1981 gebouwd met gebruikmaking van gegevens van vijf jaar studie op punters en punterachtigen door de werkgroep historische scheepsbouw van de IJsselacademie te Kampen.

Gedetailleerde bouwopdracht:

  • Het vlak met dezelfde afmetingen, vorm en stapeling als de KP22, met verpinde klampen over het hele vlak i.v.m. de stijfheid en een laag zwaartepunt.
  • De kromming in de ziede bij de voor- en achtersteven zodanig, dat een even volle voor- en achterkant ontstaat als bij de KP22
  • In verband met inwateren; het berghout volledig gekit bevestigd aan het boeisel.
  • Het berghout in de goede helling afgeschuind, zodat er geen water op kan blijven staan.
  • De spijkergaten in de zieden afgedicht met lijm .
  • Het mastspeur uit één stuk met een goede waterafvoer.
  • De mastkoker met precies dezelfde afmetingen en hellingshoek als de KP22.
  • In de voorsteven een helling oog.
  • Opzij van de voorste halve korven latjes boven de mastbank,waar de maststeun voor het hoge dekzeil steun in kan vinden.
  • De truilkorven in de originele vorm, zodat ze ook voor het truilen gebruikt kunnen worden.
  • Mahonie vlonders met koperen spijkers, die aan de onderkant zijn kromgeslagen.
  • De tussenruimte tussen de planken van de vlonders ongeveer 4 mm. (de platte kant van de duimstok).
  • In de voorste en achterste kistbank een vlonder.
  • De twee dwarslatten van de vlonders (de hooslatten) versterkt en verlijmd met hoekstukken.
  • De deklat iets breder dan bij de KP22 .
  • De deklat voor op dezelfde manier afgeschuind als bij de KP22.
  • Gegalvaniseerd ijzeren beslag, bij steven, zwaard, mulband, roer en mastgrendel.
  • De stevige mastgrendel niet scharnierend, zoals bij de KP22, maar opzijzwaaiend zoals bij de KP2 en de KP81.
  • Horizontale latten voor de zitbank,een korf voor de achterste roeibank en lager dan de roeibank. (De roeibank kan als tafel tussen de lage kistbank en de zitbank gebruikt worden.)
  • Horizontale latten voor de voordekverlengende bank, zodat -onder het dekzeil – een “slaapplateau” van twee meter ontstaat.
  • Kistbanken voor en achter. Achterin nog een lage kistbank, die tevens als stuurplek dienst kan doen.
  • In de achterste lage kistbank twee aansluitende kisten. afgedekt met nylon dekzeildoek, die – als keukenkist – makkelijk uit te tillen zijn. De kisten van watervast triplex, gelijmd en met koper of rvs gespijkerd.
  • In de achterste lage kistbank, opzij naast de “keukenkisten”, twee plankjes. (Daarop past een voorraad pakken drinken.)
  • Uitneembare plankjes die het voordek completeren, tussen de voorste kistbank en de mastbank, waaronder een waterdichte kist geplaatst kan worden.
  • Onder het voordek een waterdichte kist met een inhoud van 250 liter, zodanig geconstrueerd, dat hij ook enigszins onder de voorbank staat. Over de kist nylon dekzeildoek.
  • Essenhouten pinnen op de juiste plek voor beleggen van de schoten en de zwaardtalie.
  • Ook pinnen in de kardoesjes, voor de meertouwen.
  • De zwaarden met zodanig beslag dat de buitenkant vlak tot enigszins hol loopt en de binnenkant een vloeiend verloop heeft.
  • De zwaardijzers, voor het galvaniseren, goed afgerond . De bevestiging aan het zwaard, na voorboren, met roestvrijstalen spijkers.
  • Het gat voor de zwaardtalie achter onderin het zwaard.
  • Het zwaard, tussen de zwaardkop en het zwaardijzer, aan de onderkant enigszins rond afgewerkt voor het gemakkelijk door het water glijden.
  • De schildpadblokken voor de zwaardtalies zodanig bevestigd, dat het bevestigingsgat van de zwaardtalie in het zwaard in opgehaalde toestand precies onder het blok ligt.
  • De ronde schijf aan de binnenkant van het zwaard met een doorsnee van 11 cm.
  • De zwaardbouten met ronde kop en dubbele moer met volgring en leer, zodat ze te borgen zijn met enige speling voor het zwaard.
  • De punten van de koperen zwaardster voor het bevestigen iets omgebogen, zodat ze enigszins in het hout duwen.
  • De mast gemaakt van een lichte fijnspar van dezelfde dikte als de mast op de KP22 en goed passend in de mastkoker.
  • In de mast onder de mastgrendel een holletje met een lipje om de haak van de halstalie in te haken.
  • Net boven de mastbank aan de voorkant van de mast een klein kikkertje voor het lijntje van de mastring.
  • De wimpel zo geconstrueerd, dat bij maststrijken geen beschadiging ontstaat: nylon lint bevestigd met een stuk ganzenveer en een sprietje bamboe aan stevig leer, dat met vier koperen volgringen en een koperen schroef draaibaar op de masttop zit.
  • Een grootschoot van 4 meter lang en 14 mm. dik.
  • De fokkeschoot zo lang, dat de fok kan worden uitgeboomd.
  • Een met oog en bol gesplitst eindje, waarmee de schoot aan de fok wordt bevestigd. (In dit eind wordt ook de punt van de vaarboom gestoken, bij het uitbomen tijdens voor de wind varen.)
  • De fokkeval door een half rondje in het middelste plankje boven de waterdichte kist.
  • Onder de mastbank, net naast de mastkoker, een schootklem voor de fokkeval.
  • Een lijn van 4 mm., die van de mastring door een gat boven in de mast naar het nylon kikkertje voor op de mast loopt. Deze mastringlijn laat het zeil op de goede plaats hangen voor het handig oprollen tegen de mast In deze lijn een dubbel eind gesplitst – met een bolletje voor het verstellen-; om te verhinderen, dat de rijglijn over de strop glijdt. (Dat is lastig bij het vlot opsprieten.)
  • Een niet te lange touwstrop, zo gesplitst, dat beide lussen voor het borstje van de spriet gebruikt kunnen worden.
  • Kort op de stevenring een opzijsluitende haak gebindseld, die zowel in de halshoek als in de reefogen van de fok past.
  • Een halstalie geconstueerd uit een lijn van 2.50 m., een houten blok, twee haken en een servocleat- klem op een plankje. (Met deze halstalie is het zeil vlot te trimmen en te reven.)
  • Een lichte punterstok van 3.65 m,die ook gebruikt kan worden om de fok uit te bomen
  • Een kleine punterstok, van 3.00 m, die gebruikt wordt voor meepunteren, voordewinds uithouden van het grootzeil en peilstok.
  • Roestvrij stalen roeipinnen, in rvs plaatjes, in het roeipinblok steunend op een koperen spijker, zodat er geen borg nodig is.
  • Onder ieder roeipinblok een ronde haak, waarin de pin geschoven kan worden.
  • Twee ankers, voor het in V vorm ankeren. Eén voor in harde grond en een paraplu-anker met verzwaarde steel.
  • Twee ankergewichten met messing haak en een vanglijn. (Door deze gewichten van 5 en 6,5 kilo op de ankerlijn te hangen wordt het houvast bij het ankeren enorm verhoogd. Ook kun je daarmee de ankerlijn vlak over de bodem laten lopen, waardoor niet achter de lijn wordt gehaakt. In de grommer aan de schoothoek van het grootzeil kan, bij voordewinds uitgeboomd grootzeil, een ankergewicht worden geklikt, dat als neerhouder functioneert.)
  • De zeilen volgens de tekening van Gerrit Verdam, dus een sprietzeil zonder giek en een botterfok.
  • Het onderlijk van de fok met een lijketouw in de zoom.
  • Het lijketouw van het voorlijk van de fok zo aangenaaid, dat het bij aan de windse koersen goed strak staat. In het grootzeil reefknuttels op 80 en 160 cm. van het onderlijk. In de fok op 50 en 100 cm.. (Daardoor wordt loefgierigheid bij sterke wind voorkomen.)
  • Royale koperen reef-ogen in het achterlijk.
  • In de schoothoek van het grootzeil een grommertje om de punt van de kleine punterstok in te zetten bij voor de wind uitbomen.
  • De mastring met leer afgewerkt zodat de mast niet wordt beschadigd.
  • Een lijn van 2,50 m, die met een mastworp met voorslag onder de strop bevestigd wordt tegen afzakken. Deze lijn kan ook worden gebruikt voor het bevestigen, met een mastworp, van het handvat van de punterstok bij uitgeboomde fok.
  • Lichte roeispanen met een lengte van 3.20 m. en een “schep” van 2,25 cm. De klampen binnenboord doorlopend, zodat er een goede balans ontstaat. De roeispanen geschaafd vanuit een rechthoekige balk met aangelijmde latten voor de bladen en de klampen.
  • De bladen aan de onderkant afgeschuind en afgerond voor stevigheid van de bladen en een betere ligging van de klampen op het boord tijdens het roeien.
  • De handvatten met een ovale doorsnee voor een betere grip,en met een overlap van 12 cm voor “ergonomisch” roeien en met een duimhoekje. Polyethyleen glijplaatjes.
  • Zes schootklemmen “servo-cleat” 14 mm . Een onder de mastbank voor de fokkeval. Een verwerkt in de halstalie. De andere op de korven in de trekrichting : Voor de fokkeschoot naar de bovenkant van de pin waar deze achter uit de korf komt (voor het “spannend” doorzetten met twee handen). Voor de grootschoot op de truilkorf zo, dat de schoot vanachter de pin bijna horizontaal naar voren wordt getrokken.
  • Een linker en een rechter zijklem, voor de zwaardtalies
  • In de mastkoker een uitneembare steun van twee planken, zeildoek en een klemblok.
  • Een schaar met enigszins ronde benen, (voor het openen van het achterluik onder het dekkleed) die achter tegen de truilkorf past.
  • Achter de truilkorven extra latjes voor steun aan de schaar.
  • Order het berghout: voor de mastbank, 20 cm voor het eind van het zwaard en bij de pin van de fokkeschoot: zwarte kunststof haakjes voor het bevestigen van de korte elastieken die aan aangenaaide ogen aan het dekzeil bevestigd zijn.
  • Het houtwerk in de blanke copperant.
  • Onder de vlonders carboleum met petroleum. De onderkant en de zijden in de bottom coat.
  • Een dekkleed van synthetische waterdichte maar enigszins wasemende stof, over de liggende mast, in een lichte kleur i.v.m. zomerse temperatuur. Voor en achter een flinke ventilatieopening, zodat, als de punter bijvoorbeeld met regenweer is gebruikt, door de gedurige luchtstroming alles goed droogt.
  • De voorkant met een haak bevestigd aan de stevenring, zo, dat de “pet” (een halve bouwemmer) net over de steven valt.
  • De achterkant valt over de roerkop. Net voor de achterste “pet” twee aangenaaide bevestigingsogen voor een stevige elastieken lijn, die achter een koperen rondkopschroef op de kop van het roer wordt gehaakt.
  • De “petten”, worden aan de binnenkant van het dekzeil genaaid.
  • Aan het dekzeil genaaide bevestigingsogen: net voor het zwaard, bij de achterkant van het zwaard en bij schootpen; dicht bij de onderkant van het dekzeil voor windvaste bevestiging aan de nylon haakjes net onder het berghout.
  • Een winterdekzeil van donkerbruin Bisonyl, met hetzelfde ventilatie- en bevestigingssysteem. (te gebruiken van oktober tot april.)
  • Twee zwarte waterdichte tonnen 36 cm hoog en 38 cm breed, die onder de mastbank passen en goed als verplaatsbare zitplek voldoen.
  • Twee stootwillen omhuld met bruin zeildoek.

Kampen, augustus 1994.